De organisatie doet dit om de weg vrij te maken voor cafébazen die slachtoffer zijn het 'bierkartel'; de wurgcontracten die brouwers de cafés oplegden.
Daarna is het de taak aan de individuele ondernemer om een schadevergoeding te eisen. In 2007 is vastgesteld dat er in de periode februari 1996 tot en met november 1999 door de brouwers een kartel is gevormd.
Hoger beroep
Volgens Lodewijk van der Grinten, algemeen directeur Koninklijke Horeca Nederland, worden de brouwerijen weer voor de rechter gesleept omdat zij de zaak jaren voor zich uit hebben geduwd door in hoger beroep te gaan. “Dat is hun goed recht, maar afgelopen najaar heeft het Hof in Luxemburg alsnog uitspraak gedaan en daarin is wederom vastgesteld dat er een kartel is geweest.”
“Door de Nederlandse rechter nog een keer uitspraak te laten doen, wordt het voor de horecaondernemers makkelijker om alsnog een schadeclaim in te dienen”, aldus Van der Grinten.
De relatie
Lodewijk van der Grinten heeft de volgende mening over de relatie tussen de brouwers en de cafés. “De feitelijke problematiek is dat de relatie tussen de ondernemers en de brouwerijen al jaren een verziekte en perverse relatie is geworden”, “Dat zijn geen misselijke woorden, maar dat komt omdat we al jaren weten dat de contracten die brouwerijen hanteren absolute wurgcontracten zijn. Dat hoort niet meer in deze tijd en is slecht voor de branche, de horecaondernemers en de consument.”
Toekomst
Volgens Van der Grinten is het moeilijk in te schatten wat de cafébazen nu gaan doen. “Je moet kunnen aantonen wat voor schade je hebt geleden. Ik kan ook niet in een glazen bol kijken hoeveel ondernemers dit gaan doen. Maar belangrijk is dat we constructief naar de toekomst kijken. Elke keer constateren we dat er een slechte relatie is tussen de bierbrouwers en horecaondernemers.”