Bierbrouwerij Brasserie de la Fontaine

Achtergrond informatie

De naam van de brouwerij is afkomstig uit Belgie. Aan de westzijde van de Zwalmse rivier bevindt zich in Rooborst (Vlaamse Ardennen) nu nog het gebouwencomplex van de vroegere brouwerij van de familie Van Wittenberghe, Brouwerij La Fontaine. Een brandglas boven de voordeur herinnert nog aan de tijd dat er een brouwerij gevestigd was. Aangenomen wordt dat de woning omstreeks 1794 gebouwd werd door Jean Baptiste van Wittenberghe, om er enkele jaren later een brouwerij op te richten. In de overlijdensacte van 1 juni 1808 staat als beroep adjunct-meier/burgemeester. Het is pas in de kadasterkaart van de heer Popp (circa 1840) dat er melding wordt gemaakt van een brouwer in Rooborst, namelijk Petrus van Wittenberghe, de zoon van Jean Baptiste, die tevens 45 jaar lang burgemeester van Rooborst was. Aangezien de schouw van het gebouw er al stond omstreeks 1835, bestaat er een sterk vermoeden dat de oprichtingsdatum van de brouwerij tussen 1820 en 1830 moet zijn geweest. Volgens de huwelijksacte van Petrus in 1834 bleek dat hij toen al burgemeester en brouwer was. Na de dood van Petrus in 1875 volgde zijn zoon Felix hem op.

In 1897 werd de brouwerij verplaatst. Oorspronkelijk bevond de brouwerij zich in een grote schuur achter het gebouwencomplex. De brouwketels werden enkele meters verhuisd naar een gebouw aan de straatkant om zo het laden en lossen van het bier en het aangeleverde mout te vergemakkelijken. Op de locatie bevond zich destijds niet alleen een brouwerij, maar ook een boerderij, een mouterij en zelfs een smidse. In 1905 werd 67.950 kg mout gebruikt (goed voor ruim 4.000 hectoliter bier) om aan de vraag naar het bier van de brouwerij te kunnen voldoen. Het was ook Felix die het brandglas liet plaatsen in de ramen boven de voordeur, waarin de volgende tekst te lezen is: "F. Van Wittenberghe - Roborst - La Fontaine. In 1911 namen de kinderen van Felix van Wittenberghe de brouwerij over. De zaken draaiden goed tot het begin van de Eerste Wereldoorlog. In 1914 nam de zoon Robert van Wittenberghe de brouwerij over, maar toen lieten de Duitse bezetters de koperen ketels weghalen en viel het brouwproces stil, wat toen zeer nadelige gevolgen had voor het verdere verloop van de brouwerij. Na de Eerste Wereldoorlog werd de brouwerij weer opgestart, maar de brouwerij floreerde niet meer als voorheen. Samen met de toen beginnende economische crisis resulteerde dit in het laatste brouwsel in 1927. In 1930 sloot de brouwerij haar deuren. Twee jaar later overlijdt onverwachts de laatste brouwer van de familie, Robert van Wittenberghe en valt het doek voor de brouwerij.