De Belg dronk in 2005 gemiddeld 136,1 liter water, 124,9 liter koffie, 120,2 liter frisdrank, 92,5 liter bier, 51,9 liter melk, 30,9 liter vruchtensap en groentesap, 23 liter wijn, 11,9 liter thee, 3,5 liter sterke drank en 3,2 liter chocolademelk.
In vergelijking met 2004 steeg de consumptie van water, frisdrank, vruchten- en groentensap, koffie, thee en sterke drank. Die van bier en wijn nam af. De daling van het bierverbruik wordt dan weer gecompenseerd door de stijging van de export van bier, stelt de FOD.
Meer buitenhuis
Vlamingen geven gemiddeld minder geld uit aan het verbruik thuis van dranken dan Walen en Brusselaars, maar buitenshuis geven ze meer uit. Wat het thuisverbruik betreft, worden de hoogste uitgaven voor thee en frisdrank genoteerd in Vlaanderen, terwijl Wallonië de hoogste uitgaven kent voor koffie, water, bier en sterke drank, en Brussel voor vruchten- en groentensappen en wijn. Vlamingen drinken verhoudingsgewijs meer spuitwater, Walen en Brusselaars meer plat water.
136 liter water
Op lange termijn is vooral het verbruik van water en frisdrank sterk gestegen. In 1980 dronk de modale Belg 42 liter water, een kwarteeuw later 136 liter. Voor frisdrank is er ruim een verdubbeling: van 49 liter per hoofd in 1980 naar 120 liter in 2005.
Wat het verbruik van water betreft, drinken vrouwen gemiddeld iets meer flessenwater dan mannen (71,5 cl versus 59,5 cl). Er is ook een verband met het diploma: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter de gemiddelde gebruikelijke consumptie van water. Het verbruik van water is het hoogst in de leeftijdsgroep van 19 tot 59 jaar. Er is een terugval met een vijfde in de leeftijdsgroep van 60 tot 74 jaar en een tweede terugval, vooral bij mannen, in de leeftijdsgroep 75 jaar en meer.
Sportdranken
Binnen de markt van de frisdranken zijn de sport- en energiedranken belangrijke stijgers. Mannen drinken gemiddeld meer gesuikerde dranken dan vrouwen. 43 op 100 mannen en 37 op 100 vrouwen drinken dagelijks gesuikerde dranken. Het verbruik van frisdrank is het hoogst in de leeftijdsgroep van 15 tot 29 jaar. Daarna volgt een sterke terugval. Hoe ouder, hoe minder vaak er gesuikerde dranken worden gedronken.
