N.V. Venlosche Stoombierbrouwerij Klosterbraü was een bierbrouwerij uit Venlo (Nederland). Deze brouwerij had 1 bier in het assortiment.
Aan de Kaldenkerkerweg 239 ligt een witgepleisterd monumentaal herenhuis. Het was de directiewoning van brouwerij, Stoombierbrouwerij Klosterbraü van de heer Schellens. Deze vestigde zich In 1870 in Venlo, geboren in Neuss. Op 5 november 1872 dient hij een aanvraag in om bij het landgoed Casino een bierbrouwerij te mogen vestigen. Deze is in december 1873 in werking getreden en wil daarin alleen Beiersch (= ondergistend) bier maken. De door stoom aangedreven roerkuip, er stond een stoommachine van 4 tot 5 paardenkracht, heeft een inhoud van 104,1 liter zodat men met twee brouwsels per dag oftewel 160 hectoliter bier op jaarbasis kan brouwen. De gebouwen zijn omvangrijk, de kelders ruim, het water is goed en het eerste bier was bijzonder goed gevallen. Het had er alle dan ook alle schijn van dat deze brouwerij een goede toekomst in het verschied had.
Een schoorsteen van vijftien en een halve meter zou overlast bij de omwonenden moeten voorkomen. Zeventien dagen later valt de vergunning in de bus met als vooraarde dat de brouwerij uiterlijk na zes maanden in bedrijf zou moest zijn met hierop is nog een uitstel tot 1 december 1873. In het Venloosch Weekblad van 24 januari 1874 verteld hij trots dat de 'Dampf-Bierbrauerei Casino' met ingang van 1 februari zal beginnen met het leveren van 'feinen untergärisch Bieres Wiener Brauart'.
Vanaf het begin zat het tegen. De eerste afnemer van het Weense bier was uitbater en buurman H. Hendriks van het bekende café De Papegaai aan de Kaldenkerkerweg. Al snel na de opening traden er al problemen op. De ijskelders waren te klein waardoor met te snel door de voorraad natuurijs heen was waardoor Schellens al in de zomer van 1874 werkloos moest toekijken. Na zijn plotselinge overlijden in 1876, pas twee jaar na de opening, neemt zijn stiefzoon Martin Merbecks het roer over en hij trekt een compagnon aan. In 1879 kan het jaarverslag van de Kamer van Koophandel opgetogen melden: 'De Beijersche Bierbrouwerij van de heeren Merbecks & Berg schijnt door de aangebrachte doelmatige veranderingen en het verbeteren der kelders meer aan de eischen te kunnen voldoen dan dit in jaren het geval is geweest; zij heeft dan ook het geheele jaar gewerkt en veel bier, niet alleen naar verschillende plaatsen in ons land, maar ook naar België verzonden'.
In 1880 verkopen Merbecks' zus en halfzus hun kindsdeel in de brouwerij. Compagnon Berg is inmiddels ook al verdwenen en in zijn plaats treedt Heinrich Egelseer in, die tevens mede-eigenaar wordt. Maar het gaat niet goed met de brouwerij want al in 1882 wordt het faillisement uitgesproken en wordt Charles Baron de Bieberstein, advocaat en procureur uit Roermond, als curator aangesteld. Voor fl. 10.000,- neemt Heinrich Boetzkes, bierbrouwer in Schaag bij Breyell, een jaar later het huis en het erf met brouwerij over. Er wordt hierna gelukkig weer geregeld bier gebrouwen.
In 1896 wordt op last van A.Rogge de verkoop van de brouwerij aangekondigd maar eigenaar Boetzkes weet het ongustige tij voorlopig te keren door vennootschap aan te gaan met Herman Bird. De Venlose onderneming was hiermee de eerste brouwerij in Noord- en Midden-Limburg die een naamloze vennootschapsvorm bezat. De meest interessante participant is ongetwijfeld Joseph Diebels. Zijn altbierbrouwerij Diebels in Issum in Duitsland is uitgegroeid tot de belangrijkse producent van altbier in de Bondsrepubliek.
Vanaf 1902 ging de brouwerij ook zelf het bier bottelen. Dat de aflevering niet altijd zonder problemen verliepblijkt uit een nieuwsbericht in de Venlose Courant van 26 september 1907: 'Gisterenmorgen viel de wagen waarmee het flesschenbier van de Klosterbräu wordt rondgebracht aan de Roermondsche Poort omver. De boomen braken af en het paard ging er van door de Vleeschstraat in, waar het gegrepen werd. Door het omvallen van de wagen waren natuurlijk vele flesschen gebroken en deden zich enkele omstanders te goed aan de overgebleven resten bier'. Hoewel het spreekwoord anders doet vermoeden brachten deze scherven hier weinig geluk, Klosterbräu was en bleef onrendabel. Het aandelenpakket werd teruggebracht tot fl. 72.000,- en de N.V. werd overgenomen door de Bergerbank. Toch konden ook deze niet verhelpen dat na een lange en langzame weg de inventaris in 1921 verkocht moest worden wat het einde van deze brouwerij betekende.