Brouwerij De Prins was een bierbrouwerij uit Haps (Nederland).
Type brouwerij
Productiebrouwerij
Actief
Nee, in 1951 gesloten (157 jaar actief geweest)
Straat
Kerkstraat 18
Plaats
Provincie
Land
Overgenomen door
De Drie Hoefijzers in 1951
Gerardus Toonen (ca. 1755-1822) kocht in 1793 de bierbrouwerij in Haps, welke voordien eigendom was van Leenderd Cornelissen. Hier was Cornelis Jacobs knecht. De oudste dochter van brouwer Toonen, Catharina Thoonen (1794-1841), trouwde Henricus Mooren (1794-1868), en door dit huwelijk is deze Hapse brouwerij in de familie Mooren gekomen. Hun oudste zoon Hendrikus Mooren (1836-1915) nam de brouwerij over. Hij was naast bierbrouwer ook nog veehouder en burgemeester van Haps van 1880 tot 1902, een veel voorkomende combinatie die tijd. In 1910. Hendrikus bleef ongetrouwd en haarde hierdoor neef Franciscus Johannes Mooren in de brouwerij, die tot 1919 het bedrijf runde met enkele knechten. De Prins had een roerkuip van 14 hl. en een brouwketel van 6 hl. Er werd in die tijd gebrouwen van vijf uur 's morgens tot vier uur 's middags.
In 1919 wordt door inmenging van de Oeffeltse bierbrouwer Piet van Calken, eigenaar van Brouwerij de Goudvisch, diens zoon Frans aan het Hapse bedrijf toegevoegd, wat resulteerde in een nieuwe bedrijfsopzet en ook een nieuwe naam. Met ging niet alleen brouwen maar ook over tot het fabriceren van ijs en limonades. Van nu af aan heet het dan ook “Firma Mooren en van Calker”, de brouwerij blijft uiteraard De Prins heten. De taakverdeling in de nieuwe firma is als volgt: F.J. Mooren runt de brouwerij en de veehouderij, terwijl F. Calken de klanten bezoekt. Tot het jaar 1931, in welk jaar F.J. Mooren overlijdt, werkt eerdergenoemde taakverdeling prima.
Tot ongeveer 1926 wordt er bovengistend bier gebrouwen maar de nederlanders krijgen steeds meer de voorkeur voor helder bier, met als gevolg dat ook deze brouwerij overschakelt op ondergistend bier. Ook wordt in dat jaar een vrachtauto gekocht. Frans zorgt er ook voor dat een elektricitietsnet wordt aangelegd. Handig voor de brouwerij met zijn loekinstallaite die nodig is voor ondergistend bier, maar ook voor de boeren in de omgeving. In 1926 wordt ook het brouwershuis gebouwd wat nog altijd staat aan de kerkstraat 18.
De hop komt van Lambert van der Velden uit Reuver. De gerst voor het brouwen wordt verbouwt op eigen landerijen en de mout komt van ene Nes Haffmans uit Venlo. Om het bier een iets zoetiger karakter geven wordt nog karamelmout betrokken van Aurora te Gennep. Hiervan brouwde De Prins ongeveer 100 brouwsels per jaar. Deze werden in het begin per okshoofd (200 liter), hectoliter (100 liter), 50 of 25 liter (waaroor men toen 1,75 gulden betaalde) naar de klaten gebracht. Later ook in flessen van 75, 30 en 25 cl.
Na het overleiden in 1931 van F.J. Mooren, houdt zijn weduwe het toezicht op de brouwerij tot zoon Martien het bedrijf kan voortzetten. Het bedrijf biedt naast mevrouw Mooren en F. Calken ook werkgelegenheid aan twee knechten. Een van hen is brouwersknecht, de andere brengt het bier rond. In 1940 is het zover dat hun zoon M. Mooren het bedrijf kon overneemt, echter de omstandigheden waren niet al te gunstige. De tweede wereldoorlog is namelijk uitgebroken.
Kort na de bevrijding besloot Martijn, ondanks de overnamezucht van de grote brouwerijen, fors te investeren in een waterzuivingsinstallatie, koelinstallatie, nieuwe gistkuipen en ketels. Want na de oorlog wordt het vooral voor brouwerijen met een regionaal karakter moeilijk. Ondanks alle (fincaiële) inspanningen, concurentie uit Cuijk en Boxmeer, dwong het de brouwerijen toch tot samenwerking en werd Brouwerij de Prins in 1951 overgenomen De Drie Hoefijzers uit Breda. De ketels werden ontmanteld en de inventaris overgenomen en zo werd ook deze brouwerij een agent van de brouwer uit Breda. Met een trein werd het bier nu uit Breda aangeleverd.
Oktober 1986 stopte het agentschap voor de VBBR en was De Prins definitef verleden tijd. Van het brouwerijcomplex resteert niet meer. In 1995 maakte het plaats voor een nieuwbouwwijkje.